Rookmelder in de nok
Warme lucht stijgt. Het vormt een zgn. warmtedeken waardoor de rook de nok van het dak als laatste plaats bereikt. Het is beter om de rookmelder lager op te hangen; zo’n 90 cm (afhankelijk van de helling van het dak).
Je mag dan wel voor de juiste ruimte de juiste branddetectie gekozen hebben. Daarom is het nog lang niet vanzelfsprekend dat je branddetectie feilloos werkt. Een correcte plaatsing van de rookmelders volgens de normen en de voorschriften van de fabrikant is hoogst belangrijk.
Het niet respecteren van de minimale afstand t.o.v. de muur, een rookmelder te hoog monteren in de nok van het dak, geen rekening houden met gewelven en compartimenten,… Het kan er voor zorgen dat de rook niet snel genoeg gedetecteerd wordt. En dan gaat er kostbare tijd verloren, met meer schade als gevolg!
Het uittekenen van een detectieplan laat je daarom best over aan een specialist. Je Inbraakveilig brandadviseur kent de normen en voorschriften en houdt daar rekening mee.
Hieronder enkele veel voorkomende fouten
i.v.m. de plaatsingsvoorschriften van branddetectie:
Rookmelder in de hoek
Als mensen zich storen aan branddetectie aan het plafond, is de verleiding groot om rookmelders zoveel mogelijk uit het zicht, in de hoeken van de ruimte, op te hangen. Omdat de rook ook een “krulbeweging” maakt, duurt het langer om de hoeken te bereiken.
Rookmelder tegen de muur
Niet alle rookmelders zijn geschikt om verticaal op te hangen. Als het echt niet anders kan, hang de rookmelder dan minstens op 15 cm afstand van het plafond.